De Jodenbreestraat is een Amsterdamse straat tussen de Sint Antoniesbreestraat en het Mr. Viserplein in Amsterdam Centrum. De Jodenbreestraat is o.a. via de Houtkopers-dwarsstraat verbonden met de noordzijde van het Waterlooplein.
Het ruim 200 meter lange deel tussen de sluis en het Mr. Visserplein kreeg, nadat zich in de zeventiende eeuw (vanaf 1619) veel Joden in de Beestraat vestigden, de naam Jodenbreestraat aan de Houtgracht.
Tot 1893, toen Joodse straat- en markthandelaren op last van het stadsbestuur naar het Waterlooplein verhuisden, diende de straat, vooral op zondag, als marktplaats. De Jodenbreestraat lag midden in de ‘Jodenhoek’.
Tijdens de Tweede Wereld Wereldoorlog werd de wijk door de Duitsers afgesloten. Er leefden, naast niet-Joden, meer dan 25.000 Joodse Amsterdammers. Velen werden weggevoerd en vermoord in vernietigingskampen. De huizen werden geplunderd en het hout in de kachels opgestookt.
Na de oorlog gebeurde er aanvankelijk niets met de in verval geraakte gebouwen. In de jaren zestig waren er plannen om ten behoeve van het verkeer een doorbraak vanuit de Weesperstraat richting de Prins Hendrikkade te realiseren. De Jodenbreestraat werd verbreed van 12 naar 40 meter door aan de noordzijde de resterende panden te slopen. De grootschalige plannen en de aanleg van de metro stuitten in 1975 op veel verzet van buurtbewoners en monumentenbeschermers. Het was de monumentenstatus van het Huis de Pinto, in de Sint Antoniesbreestraat, die de aanleg van een autoweg dwars door de Nieuwmarktbuurt verhinderde. Dit verklaart de overgang van de brede Jodenbreestraat bij de sluis in de veel smallere Sint Antoniesbreestraat.
In de Jodenbreestraat heeft de beroemde schilder Rembrandt van Rijn gewoond, in de periode 1639 tot 1658, in het pand dat thans fungeert als museum, onder de naam Het Rembrandthuis.
Het huis werd rond 1606 gebouwd en is rond 1627 verbouwd. Het kreeg toen een extra verdieping en een nieuwe voorgevel met een driehoekig fronton. Rembrandt kocht het dus in 1639 voor dertienduizend gulden. Na zijn faillissement werd het in 1658 geveild en voor elfduizend gulden verkocht. Het was in de eeuwen daarna als woonhuis in gebruik en werd diverse malen verbouwd.
Aan het begin van de 20e eeuw verkeerde het in slechte staat, en naar aanleiding van de Rembrandt-tentoonstelling van 1906 werd het in 1907 aangekocht door de gemeente Amsterdam, die het schonk aan de stichting Het Rembrandthuis. Op 28 maart 1907 kwam het in het bezit van de stichting Het Rembrandthuis Tussen 1907 en 1911 werd het huis gerestaureerd door Karel de Bazel.
Het museum werd in 1911 geopend. Koningin Wilhelmina en prins Hendrik en waren de eerste bezoekers. Op 28 maart 2007 werd het eeuwfeest gevierd. Museum het Rembrandthuis dankt zijn oprichting aan een initiatief van de kunstschilder Jozef Israëls.
Schuin tegenover het Rembrandthuis staat een beeldhouwwerk met een gedicht van Jacob Israël de Haan (1881-1924). Het is gemaakt door beeldhouwer Hans ’t Mannetje die hierbij fragmenten van oude beelden hergebruikte.
De Sint Antoniesbreestraat ontleent zijn naam mogelijk aan het Sint Antonies gasthuis of Leprozenhuis, dat ongeveer lag waar nu de Nieuwe Amstelstraat en het Mr Visserplein liggen. Binnen de muren van de oude stadskern lag de Zeedijk. In het verlengde lag, buiten de stadsmuren, de Sint Antoniesdijk met halverwege de Sint Antoniesluis. Nog steeds heeft de Sint Antoniesbreestraat de functie van primaire waterkering.
Ook deze straat ligt in de voormalige Amsterdamse Jodenbuurt waar de Sefardische gemeente haar eerste synagoge had. In de Sint Antoniesbreestraat en zijstraten ontstond een levendige handel in textiel maar ook in vodden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn veel Joden door de bezetter op transport gesteld naar concentratiekampen. Na 1945 bleven de huizen leeg, het hout was tijdens de hongerwinter gesloopt en als brandhout opgebruikt. Veel verkrotte huizen werden gesloopt. Ook het voor de familie De Pinto, een rijk Portugees-joods geslacht van kooplieden en bankiers, gebouwde Huis de Pinto, (1680) Sint Antoniesbreestraat 69, werd met sloop bedreigd.
In de jaren 1960 werd door de vroegere Lastage (tegenwoordig bekend als Nieuwmarktbuurt) een autoweg en een metrolijn gepland. Onder bezielende leiding van monumentenactivist Geurt Brinkgreve werd tussen 1967 en 1975 geijverd voor het behoud van het Huis De Pinto. De krakers en de in 1971 opgerichte Stichting De Pinto, een initiatief van Geurt Brinkgreve, wisten het pand uiteindelijk te behouden. De Stichting liet het zwaar verwaarloosde huis in 1974-’75 restaureren. Met het behoud van dit strategisch gelegen huis, werd de aanleg geblokkeerd van de omstreden brede vierbaansweg door de Nieuwmarktbuurt, die onderdeel was van het ‘Wederopbouwplan’ uit 1953. Op 5 januari 1972 werd door de gemeenteraad met één stem verschil besloten deze Lastageweg niet aan te leggen en de nieuwe bebouwing volgens de oude rooilijnen te bouwen. Ook kwamen er geen kantoren maar woningen. Tussen 1975 en 1984 verrezen rondom het Pintohuis nieuwbouwwoningen langs de oude rooilijnen van onder meer architect Hans Hagenbeek. In het Huis de Pinto was van 1975 tot 2012 een openbare bibliotheek gevestigd. In 2014 werd er op de begane grond een cultureel-literair ontmoetingscentrum ingericht, op de bovenverdiepingen nam Waag Society haar intrek.
Tegenover het Huis De Pinto geeft het, met afbeeldingen van schedels gesierde, Zuiderkerkhofspoortje toegang tot het Zuiderkerkhof.
Hier ligt rond de Zuiderkerk het nieuwbouwcomplex Het Pentagon van Theo Bosch en J. van Berge uit 1978.